Fraude volgens § 263 StGB

Advocatenkantoor voor strafrecht in Kerpen, Keulen en Witten

Uw strafrechtadvocaat, betrouwbaar en gespecialiseerd

Fraude volgens § 263 StGB

Advocatenkantoor voor strafrecht in Kerpen, Keulen en Witten

Advocaat voor - Arbeidsrecht | Strafrecht | IT Recht | Gegevensbescherming

In ons dagelijks leven zijn kleine misleidingen of zelfs leugens alomtegenwoordig. Statistisch gezien liegt ieder mens ongeveer 25 keer per dag. Daarbij vertellen we bewust niet de waarheid over zaken, laten we informatie weg of geven we die niet correct door. De redenen hiervoor zijn even uiteenlopend als de misleidingen zelf. De basiswaarden die iemand in de loop van zijn of haar leven moet worden bijgebracht, zijn dat men altijd eerlijk moet zijn en niet mag liegen. Tegelijkertijd leert de maatschappij dat het oké is om af en toe niet altijd de waarheid te vertellen. In werkelijkheid is het verjaardagscadeau misschien niet zo leuk als je denkt. Maar dit is gewoon een puur conflict tussen eerlijkheid en beleefdheid tegenover de inspanning van een ander.

Daarom moet een onderscheid worden gemaakt tussen goede en slechte leugens. Als men de waarheid niet vertelt om anderen of zichzelf te beschermen, dan zou men dit eerder in de categorie "goede" leugens plaatsen. Als men echter liegt om voordeel te behalen of om het vermogen van anderen te schaden, dan zijn dat logischerwijs "slechte" leugens. De schade kan worden veroorzaakt door opzettelijk verkeerde informatie of door het weglaten of verzwijgen van relevante informatie. Vanuit strafrechtelijk oogpunt is artikel 263 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Dit regelt het delict van fraude.

De zwendel
Hij die, met het oogmerk zichzelf of een derde wederrechtelijk geldelijk voordeel te verschaffen, schade toebrengt aan de goederen van een ander door een leugen te scheppen of in stand te houden of door de werkelijke feiten te verdraaien of te verzwijgen, wordt gestraft met een vrijheidsstraf van ten hoogste vijf jaar of met een geldboete.

Statistisch gezien komt fraude vaak voor. Zo zijn in 2021 de volgende strafzaken vervolgd. In totaal werden 793.622 individuele gevallen geregistreerd.

In detail:

  • Fraude met goederen en handelskrediet: 291.129 gevallen
    • Inclusief fraude met brandstof: 51.108 gevallen
  • Verkrijgen van uitkeringen door fraude: 166.997 gevallen
  • Fraude of computerfraude: 64.663 gevallen.

Zodra men artikel 263 van het Strafwetboek nader bekijkt, herkent men reeds op het eerste gezicht de noodzakelijke voorwaarden voor het delict. Vereist zijn dus een bedrog, een door het bedrog veroorzaakte vergissing, een vervreemding van goederen en als gevolg daarvan een vermogensschade. De subjectieve elementen van het delict vereisen opzet en de bedoeling zichzelf of een derde te verrijken. Zoals bij elk onderzoek van een strafbaar feit moet de verdachte ook onrechtmatig en verwijtbaar handelen.

Het juridisch belang en de aard van het misdrijf

Juridisch belang en aard van het delict

Fraude is een zuiver vermogensdelict. Dit betekent dat de norm bedoeld is om de eigendommen en het gehele vermogen van personen te beschermen. Artikel 263 van het Duitse wetboek van strafrecht (StGB) bestraft het opzettelijk plegen van fraude en pogingen daartoe. Een voorwaarde voor fraude is dus onder meer het ontstaan van een financieel verlies. 

Dit betekent dat een slachtoffer van fraude zich vrijwillig van zijn vermogen ontdoet en een derde of de dader zelf zich verrijkt. De beschikking over goederen is een vereiste dat niet in de wet is opgenomen (ongeschreven element van het delict). Eenvoudiger gezegd: fraude is een delict van zelf toegebrachte schade en moet daarom worden onderscheiden van diefstal en roof als delicten van externe schade. De verkregen verrijking moet ook "inhoudelijk vergelijkbaar" zijn met de schade. Derhalve kan worden gesteld dat er een vermogensoverdracht moet hebben plaatsgevonden.

Afzonderlijke fraudevarianten werden in het StGB geregeld onder de volgende normen:

- Computerfraude na § 263a StGB
- Subsidiefraude na § 264 StGB
- Beleggingsfraude na § 264a StGB
- Kredietfraude na § 265b StGB.

Fraude, fraude onder §263 StGB, fraude advocaat, fraude strafrecht, 263 StGB

De misleiding

Misleiding als bestanddeel van het strafbare feit

Bedrog is het eerste element van fraude. Meer precies zou het eigenlijk misleiding over feiten moeten heten, ook al lijkt dat op het eerste gezicht letterlijk verkeerd, want er is geen misleiding over echte feiten, omdat feiten altijd bestaan. Niettemin is het voorwerp van een misleiding altijd een feit. Het bedrog kan uitdrukkelijk, impliciet of door verzuim plaatsvinden. Het is verplicht een fout te veroorzaken of te vergroten door bedrog. Als dit achteraf niet het geval is, kan fraude niet meer worden verondersteld.

Voorbeeld:

Je doet je wekelijkse boodschappen en bij de kassa vergist de caissière zich in een bankbiljet. In plaats van een biljet van 5 euro deelt ze een biljet van 50 euro uit. De koper pleegt geen fraude door de nota te aanvaarden, aangezien er geen sprake is van een bedrieglijke handeling.

Er moet echter onderscheid worden gemaakt tussen feiten die betrekking hebben op de buitenwereld en feiten die betrekking hebben op mentale processen, d.w.z. interne processen. De laatste regelt vooral intenties of houdingen. Deze onderverdeling wordt interessant wanneer men bedriegt of wil bedriegen over feiten die nog in de toekomst liggen. Volgens de formulering van het feit is dit helemaal niet mogelijk. Een voorbeeld hiervan is het typische hoesje voor een mobiele telefoon.

Voorbeeld:

Een voorbijganger wordt gevraagd of hij een dader zijn mobiele telefoon wil lenen om te bellen omdat hij de zijne is vergeten. Hij zegt hem dat hij het hem zal teruggeven, wat hij niet van plan is te doen. Aangezien het feit van de terugkeer nog niet heeft plaatsgevonden, ligt de nadruk hier op het moment, dat het toekomstige aspect van de terugkeer beschrijft. Met betrekking tot een denkbare fraude wordt het echter weer kritisch in de kwestie van de voogdij. Hierover later meer.

Meningsuitingen en waardeoordelen

Reële en subjectieve feitelijke verklaringen

Voorts is het belangrijk onderscheid te maken tussen echte feitelijke verklaringen en louter subjectieve uitingen van meningen of waardeoordelen. Een eigen uitspraak over iets is bijvoorbeeld: "Ik vind je ring erg mooi". In dit geval is er nog voldoende ruimte voor de andere partij om zijn eigen mening over de ring te vormen. Ben je het ermee eens of niet? 

Bijvoorbeeld, een verklaring in een juwelierszaak "Deze witgouden ring is erg mooi, vanwege de bezette diamant met, hoge doorverkoopwaarde." zou wel eens als misleiding kunnen worden aangenomen als de feiten niet kloppen. De verklaring over de ring bevat niet alleen de subjectieve mening van de verkoper, maar ook uitspraken over zakelijk relevante feiten en authenticiteit. De grenzen tussen meningsuitingen of waardeoordelen en feiten zijn vloeiend en dus is altijd individuele controle vereist.

Reclameclaims zijn ook ongeschikt om fraude aan te nemen. Het is niet ongewoon dat een reclame-uiting opzettelijk en doelbewust met lof wordt overdreven. In tegenstelling tot een feit worden deze verklaringen ook wel "reclame-uitingen van mening" genoemd. De grens naar fraude is ook hier vloeiend. Een mogelijke fraude begint wanneer een ding opzettelijk bepaalde eigenschappen worden beloofd die niet bestaan. Het is belangrijk na te gaan of en in hoeverre de omgeving een verklaring zal beschouwen als een "belofte" of als een zuiver feitneutrale uitdrukking.

Zoals hierboven reeds vermeld, is het van belang melding te maken van misleiding door middel van expliciete woorden die verbaal worden uitgesproken en van impliciete misleiding. Het eerste omvat onder meer misleiding door middel van woorden en geschriften (niet alleen van persoon tot persoon, maar ook via telefoon, e-mail, SMS, enz.), maar ook non-verbale uitingen zoals tekens of gebaren. 

Wie daarentegen de onwaarheid niet expliciet uitdrukt, maar deze volgens het algemene begrip (van de perceptie van de markt) verklaart, bedriegt door implicatie. De derde en laatste vorm van misleiding is misleiding door weglating. Voorwaarde daarvoor is de borgtochtplicht, die iemand moet hebben en bijvoorbeeld de ander over bepaalde zaken moet informeren. Hij moet dat bewust nalaten. De verduidelijking zelf moet voor de overtreder redelijk en mogelijk zijn geweest. De bestraffing van de dader wordt mogelijk gemaakt door artikel 13 van het wetboek van strafrecht.

Er staat:

Degene die nalaat een succes dat deel uitmaakt van een strafbaar feit af te wenden, is slechts strafbaar op grond van deze wet indien hij wettelijk verantwoordelijk is voor het feit dat het succes uitblijft en indien het nalaten overeenkomt met de verwezenlijking van het wettelijk strafbare feit door een handeling.

Het gevolg van het verzuim van de borgsteller moet dus een vermindering van het vermogen van het slachtoffer zijn, die optreedt omdat het slachtoffer niet beter wist, maar beter had kunnen weten door de dader.

De fout

De vergissing als voorwaarde voor misleiding

Volgens § 263 StGB moet de dader door zijn bedrog een fout bij het slachtoffer hebben veroorzaakt of in stand gehouden. De fout zelf staat dus centraal. De fout is daarbij een onjuist idee van het slachtoffer over de werkelijkheid. Dit moet dan altijd betrekking hebben op het feit waarover de dader ook misleid heeft. Het bedrog en de veroorzaakte of vergrote fout moeten met elkaar overeenstemmen en alleen daarom kan het slachtoffer beschikken. 

Met andere woorden, de dader moet de opgewekte fout causaal hebben veroorzaakt (volgens de gelijkwaardigheidstheorie). Of de dwaling voor het eerst werd opgewekt of al bestond en alleen werd vermaakt, doet niet ter zake. Als er een fout ontstaat, was deze nog niet aanwezig op het moment van de misleiding. De handhaving van een fout is gebaseerd op feitelijke veranderingen. In dit geval is er geen sprake van rechtstreekse misleiding, maar moest de dader ervoor zorgen dat een reeds bestaande misvatting werd weggenomen.

Als men nog eens kijkt naar het geval van de kassier, waar het slachtoffer de "dader" te veel wisselgeld geeft, zou men ook hier op het eerste moment fraude kunnen veronderstellen. Deze veronderstelling faalt echter als het alleen maar gaat om het profiteren van de situatie. Dit is het geval als de dader zich niet in een garantiepositie bevindt en de fout zonder intensivering in zijn voordeel laat werken. Het profiteren van een situatie zelf blijft onbestraft en wordt niet vervolgd. De handeling van misleiding ontbreekt dus. Hetzelfde geldt voor verandering.

De vervreemding van activa

Zelfbeschadiging en schade aan anderen

Om fraude te kunnen aanvaarden, zelfs nadat een daad van bedrog en een vergissing zijn vastgesteld, is een beschikking van het slachtoffer vereist. Op dit punt komt de overweging van het delict van zelf toegebrachte schade en schade aan anderen naar voren. Dit betekent ook het onderscheid tussen fraude en diefstal. In het geval van een dispositie in het kader van een zelfbeschadigingsdelict wordt hiermee een "daad van geven" genormeerd. Zo omvat de beschikking over eigendom conceptueel elke vrijwillige gedraging. 

Dit kan blijken uit een actieve handeling, berusting of nalatigheid, die echter rechtstreeks de vermogensvermindering moet veroorzaken. Een ander belangrijk kenmerk is dat de persoon die over het goed beschikt, identiek is aan de bedrogen persoon. Dit maakt het mogelijk dat er een derde partij is die schade heeft geleden. De zogenaamde driehoeksfraude. Hier moet de benadeelde rekening houden of laten houden met de beschikking van de ander. Dit gebeurt volgens verschillende theorieën. Zo is er de theorie van de feitelijke nabijheid, de kamptheorie en de gezagstheorie.

Aangezien de beschikking zelf geen beschikking naar burgerlijk recht is, is het ook voor handelingsonbekwame personen mogelijk een beschikking te geven in het kader van fraude op grond van artikel 263 van het wetboek van strafrecht. Hieronder vallen bijvoorbeeld kinderen of geesteszieken. Aangezien een vervreemding een overdracht van eigendom is, moet het eigendomsnadeel aan de ene kant ook het eigendomsvoordeel aan de andere kant zijn. Zodra een ding bijvoorbeeld door een beschikking wordt vernietigd, vallen de materiële gelijkheid van de beschikking en het geldelijk voordeel weg. Voor een beschikking moet een wijziging van het gezag hebben plaatsgevonden. 

Bewaring beschrijft de feitelijke mogelijkheid om invloed of controle uit te oefenen op een voorwerp zelf. De beschikking vereist noodzakelijkerwijs de elementen onmiddellijkheid, besef van de beschikking en vrijwilligheid. Met name in het kader van de vrijwilligheid moet worden vermeld dat bedrog niet kan worden aangenomen indien het slachtoffer niet vrijwillig afstand doet van zijn bewaring van een voorwerp, maar daartoe bijvoorbeeld wordt gedwongen en subjectief geen alternatief meer ziet voor de handeling. Indien er geen sprake is van vrijwilligheid, zou dit leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid voor diefstal in het kader van trucage of afpersing.

Fraude, fraude onder §263 StGB, fraude advocaat, fraude strafrecht, 263 StGB

Het geldelijk verlies

Definitie van financieel verlies

De verduistering van activa moet ook geldelijke schade hebben veroorzaakt. Deze schade kan zowel door de bedrogen persoon zelf als door een derde worden geleden. De schade beëindigt de fraude en onderscheidt deze van een loutere poging tot fraude. Volgens de toepassing van de saldotheorie moet er een negatief saldo in het vermogen van het slachtoffer zijn geweest. Hij heeft geen passende tegenwaarde gekregen voor zijn beschikking.

De subjectieve elementen van het delict fraude

Subjectieve feiten

Aan alle bovengenoemde objectieve voorwaarden voor het delict moet zijn voldaan. Er zijn echter bijzondere subjectieve voorwaarden voor het delict, waaraan ook moet zijn voldaan om de dader te kunnen bestraffen voor fraude op grond van artikel 263 van het wetboek van strafrecht. Fraude is een zogenaamd klassiek opzettelijk misdrijf. Fraude door nalatigheid is dus niet mogelijk. Het oogmerk om het strafbare feit te plegen moet dus volledig verband houden met de kennis en de opzet van de objectieve bestanddelen van het strafbare feit. Een voorwaardelijk voornemen is echter voldoende. Er is echter een gebrek aan opzet als men gelooft dat zijn valse beschuldigingen waar zijn.

Het voornemen om

Definitie van het voornemen tot verrijking

Naast het algemene opzet, dat de dader moet hebben, moet er ook een opzet tot verrijking zijn. Dit voornemen tot verrijking beschrijft slechts het streven van de dader naar een materieel geldelijk voordeel. Hij moet dus zijn economische waarde willen verhogen. Het maakt niet uit of hij dit geldelijk voordeel voor zichzelf of voor een derde wil verkrijgen. In beide gevallen (eigenbelang en belang van derden) gaat het dus om een voornemen zich te verrijken. 

Het eigenlijke doel van het voornemen tot verrijking is het geldelijk voordeel zelf. Het geldelijk voordeel van de dader is dus de passende tegenhanger van het geldelijk verlies van het slachtoffer. Het geldelijk voordeel omvat dus elke gunstigere regeling van het onroerend goed. Voor een geldelijk voordeel is het voldoende dat de dader een zaak in bezit of eigendom heeft gekregen.

Onwettigheid van het voornemen tot verrijking

Strafrechtelijke aansprakelijkheid voor fraude

Opdat de dader vervolgd kan worden voor fraude, moet het oogmerk om te verrijken onrechtmatig zijn. Het voornemen tot verrijking of het geldelijk voordeel is onwettig indien de dader daarop geen rechtsgeldige en behoorlijke aanspraak kan maken. Bij de beoordeling daarvan gaat het uitsluitend om het materiële recht, d.w.z. het burgerlijk recht, het publiekrecht of het belastingrecht. Het maakt niet uit wat voor claim het is. 

Indien het oogmerk van verrijking door de pleitvrije, opeisbare vordering niet onrechtmatig is, is de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor fraude niet van toepassing. Indien bijvoorbeeld een overeenkomst nietig is, blijft de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor fraude bestaan omdat een vordering nooit ex tunc heeft bestaan. In dit verband is alleen bepalend of het einddoel onrechtmatig was en niet de wijze van verwezenlijking.

Anderzijds kan het problematisch zijn als de dader denkt aanspraak te kunnen maken op de verrijking, maar deze in werkelijkheid niet bestaat. In dit geval is de dader volgens artikel 16 van het Wetboek van Strafrecht schuldig aan dwaling.

Een persoon die zich bij het plegen van het strafbare feit niet bewust is van een omstandigheid die deel uitmaakt van het wettelijk strafbare feit, handelt niet opzettelijk. De strafrechtelijke aansprakelijkheid voor nalatigheid blijft onverlet.

In dit geval wil de dader een vordering afdwingen die in werkelijkheid onrechtmatig is, maar volgens zijn ideeën rechtmatig. De dader pleegt echter geen poging tot fraude. Strafrechtelijke aansprakelijkheid is dus niet van toepassing wanneer het subjectieve aspect van de opvatting van de dader in aanmerking wordt genomen. De dader moet een duidelijk idee hebben over de vordering en niet alleen vage ideeën. Daartoe kan men gebruik maken van het feit dat de dader subjectief meent dat hij zijn vordering ook voor de burgerlijke rechter kan doen gelden en dat deze vordering door de rechter zou worden erkend.

Juridische gevolgen

Juridische gevolgen van fraude

De rechtsgevolgen van fraude zijn onderverdeeld naar gelang van het soort fraude. Voor "normale fraude" en "kleine fraude" worden in lid 1 van artikel 263 de rechtsgevolgen gespecificeerd. Lid 2 is relevant voor de poging en lid 3 voor het bijzonder ernstige geval. Bendefraude valt onder lid 5. In het geval van "gewone fraude" is, aangezien het slechts om een overtreding gaat, een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar mogelijk. Bovendien kan de rechter gebruik maken van een geldboete. 

Dagelijkse zinnen van vijf tot 360 zijn hier mogelijk. Naast een vrijheidsstraf is ook een boete denkbaar. De rechter moet de algemeen geldende strafmaatbeginselen in acht nemen. De oplegging van toezicht op het gedrag kan ook worden bevolen.

Het delict fraude is niet eenvoudig en vereist juridische beoordeling en evaluatie in alle constellaties. Heeft u vragen of wordt u beschuldigd van fraude, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!

Fraude, fraude onder §263 StGB, fraude advocaat, fraude strafrecht, 263 StGB

De subsidiefraude volgens § 264 StGB

De subsidiefraude

Een andere vorm van fraude die onder zijn eigen strafrechtelijke norm valt, is de Subsidiefraude volgens § 264 StGB. Een subsidie is een voordeel uit overheidsmiddelen dat dient om de economie te bevorderen.

Een vrijheidsstraf van ten hoogste vijf jaar of een geldboete wordt opgelegd aan degene die aan een met de subsidieverlening belaste autoriteit of aan een andere bij de subsidieprocedure betrokken instantie of persoon onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt over voor hemzelf of voor een andere persoon voor de subsidie van belang zijnde feiten.

Wie de subsidieverstrekker onjuiste of onvolledige informatie over feiten verstrekt, kan dus worden vervolgd. In rechtstreekse vergelijking met fraude, waarbij sprake is van bedrog, vergissing en verduistering van vermogensbestanddelen, is men bij subsidiefraude al bij voorbaat strafbaar. De loutere poging tot misleiding, d.w.z. het verstrekken van valse informatie, kan een strafbaar feit vormen. Of de subsidieverstrekker vervolgens ontdekt dat de informatie onjuist is of zelfs maar op de hoogte was van de onjuistheid ervan, doet niet ter zake. De aspecten herkenbaarheid van de fraude en een eventuele betaling van de subsidie zijn vervolgens van belang voor de beoordeling van de boete.

Van belang voor de beoordeling van de Subsidiefraude is de subsidiewet zelf. Dat de desbetreffende subsidieontvanger een uitgebreide mededelingsplicht heeft, volgt uit artikel 3 van de SubvG.

De subsidieontvanger is verplicht de subsidieverstrekker onverwijld in kennis te stellen van alle feiten die de goedkeuring, de verlening, de voortzetting van de verlening, het gebruik of de handhaving van de subsidie of het subsidievoordeel in de weg staan of die van belang zijn voor de terugvordering van de subsidie of het subsidievoordeel. Met name de bestaande openbaarmakingsplichten blijven onverlet.

Nog steeds actueel is het geval van de Subsidiefraude in het kader van de "Corona-noodhulp". Er is sprake van subsidiefraude als de aanvrager valse of onvolledige verklaringen heeft afgelegd die hem of anderen bevoordelen, de toegekende subsidie geoormerkt is maar voor een ander doel is gebruikt, zijn mededelingsplicht niet is nagekomen of een onjuiste of onvolledige verklaring heeft afgelegd en daardoor gebruik heeft gemaakt van een bewijs van subsidiabiliteit.

Als u een subsidieontvanger bent en er wordt een procedure tegen u ingeleid, wordt u daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld. Eerst en vooral moet u kalm blijven en gebruik maken van uw zwijgrecht. Vanaf dit moment is juridische bijstand onvermijdelijk. Hij of zij zal met de verdachte een verdedigingsstrategie bespreken. Wij hebben op onze website al uitgebreid bericht over subsidiefraude. Zie de andere artikelen in onze "Corona Law" sectie.

Ook over de onderwerpen kredietfraude en fraude met kapitaalinvesteringen willen wij u informeren en verslag uitbrengen onder de respectieve links.

Het advocatenkantoor Baumfalk is graag uw persoonlijke en deskundige contactpersoon in elke strafrechtelijke kwestie!

Wij staan landelijk voor u klaar bij een verhoor door de politie!

Neem dan contact met ons op

+49 (0) 2273 - 40 68 504

info@kanzlei-baumfalk.de

Advocatenkantoor voor strafrecht in Kerpen, Keulen en Witten

Advocaat voor - Arbeidsrecht | Strafrecht | IT Recht | Gegevensbescherming

nl_NLNederlands